Columnreeks: Dansen tegen de schaamte

#1
NIET-DANSERS

7 feb 2022
door Charlotte Van den Broeck

De voorbije zes weken fietste ik dagelijks van de Westerstraat in Amsterdam naar de studio aan het Entrepotdok. Arnon Grunberg arriveert stipt om tien uur per Uber. Tegen die tijd liggen de dansers al in allerlei bochten over de vloer te wrijven. Aan het begin van de repetitieperiode wist ik niet meer zeker waarom ik voor enkele maanden naar Amsterdam zou verhuizen om mijn beroepsbezigheden als schrijver te pauzeren, in een of andere waan waarin ik mezelf capabel achtte om mee te doen in een dansvoorstelling. Ik kan met moeite aan mijn tenen. Ter hoogte van mijn nek begint het vele voorovergebogen zitten zich af te tekenen en meer dan eens moet mijn lichaam het bekopen van mijn dwingende geest. Waar had ik mezelf ingeluisd?

In 2016 hielden Arnon en ik de openingsrede voor de Frankfurter Buchmesse. Na afloop schreef hij me: ‘We moeten samen iets doen wat we eng vinden op het toneel. Misschien is elkaar omhelzen genoeg.’

Ik had destijds ook minder eerlijk kunnen antwoorden, bedenk ik me, wanneer ik zie hoe Rob zijn benen moeiteloos openklapt als een passer en Domenik achterwaarts dubbel plooit.

Naar waarheid schreef ik terug dat ik me schaamde om te dansen voor publiek.

Niet veel later stonden we in het kantoor van de directeur van het Nederlands Danstheater in Den Haag. Ze wees ons vriendelijk af, maar stelde voor om met Nicole Beutler in gesprek te gaan: een choreograaf die ervaring had met ‘niet-dansers’.

Ook Nicole was in eerste instantie weigerachtig. Wat had onze wens tot zelfvernedering met haar werk te maken? Waarom zou ze zich interesseren voor twee schrijvers, twee wandelende hoofden, die hun lichaam wilden laten spreken? Toch nodigde ze ons uit voor een proefdag in haar studio. Het was warm en ze liet ons erg vaak op en neer springen. In allerlei onmogelijke houdingen telden we in het Frans tot acht. Op het dieptepunt van ons gesukkel, vroeg ze: ‘Waarom zijn jullie schrijver geworden?’

We moeten iets gezegd hebben wat steek hield.

Na de opwarming komt Nicole de studio binnen. Met veel geduld oefent ze dagelijks de split met ons. Niet zonder paniek probeer ik mijn bekkenbodem, die zich een halve meter boven de grond bevindt, naar beneden te drukken. Op dezelfde hoogte zie ik hoe Arnon zich concentreert op zijn voorste knie – alsof hij een telepathisch vermogen aanstuurt om het been toch maar te laten strekken. Nicole zegt dat we moeten ademen.

(wordt vervolgd)

#2
DE BEHOEFTE OM UIT TE BLINKEN IN HET FALEN

8 feb 2022
door Arnon Grunberg

Alles begint met megalomanie en eindigt daar ook vaak mee. Misschien­ planten wij ons voort omdat we gewillige slaven zijn van onze genen, maar voor zover de vrije wil bestaat, blijft voortplanting een mega­lomaan project. Het schrijven is dat uiteraard­ op eigen wijze ook. Overleven, een hoop instinct, een snuifje mega­lomanie.

Als ik Charlotte Van den Broeck niet was tegengekomen, was ik niet gaan dansen – wij zijn ooit aan elkaar gekoppeld door een literaire variant van de huwelijksmakelaar. En voor ik het goed en wel doorhad, hadden Charlotte en ik elkaar beloofd de angst voor het nutteloze bewe­gen op muziek – een activiteit die tevens dans genoemd wordt – te over­winnen. Had ik zelf niet geschreven dat ambitie de energie is die vrijkomt bij het overwinnen van angst? Goedemorgen, megalomanie.

Een cursusje was niet genoeg. Het moest een dansvoorstelling worden, bij voorkeur bij het beste dansgezelschap. Hoewel ik besefte dat ik als ongeschoolde danser nooit zou kunnen uitblinken, voelde ik de behoefte uit te blinken in het falen. Vallen, zoals nog nooit een schrijver was gevallen.

Tussen het ontstaan van het plan en de uitvoering ervan lagen jaren. Toen ik mij in november 2021 in een dansstudio in Amsterdam-Noord meldde om professioneel te dansen – ik had daarvoor een trainingspak aangeschaft, zoals ik een scherfvest aanschafte toen ik de eerste keer naar Irak ging – was ik de oorsprong van het plan bijna vergeten, de schaamte.

Voor choreografe Nicole had ik al de eerste keer dat ik haar ontmoette lichte angst opgevat, al toen Charlotte en ik deelnamen aan een workshop die zij voor ons gaf, feitelijk een lang uitgerekte auditie. Ik meende uit een terloopse opmerking van haar op te maken dat zij in mij een vieze man zag die wilde dansen om de lijven van jonge mensen legaal te betas­ten.

De dansstudio in Noord, alleen al de geur ervan, voerde mij terug naar mijn jeugd, toen ik acteur wilde worden en balletlessen nam, omdat men mij had gezegd­ dat mijn lichaam niet voldeed. Ik wilde mijn lichaam dresseren. Daar in die studio moest ik ook denken aan een toneelstuk van Peter Weiss, getiteld De vervolging van en de moord op Jean-Paul Marat, opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht Charenton onder leiding van de heer de Sade. Wij waren de verpleegden, wij werden niet geregisseerd door de heer de Sade, maar door de dienstdoende geneesheer-directeur, Nicole­ Beutler.

(wordt vervolgd)

#3
DANSENDE OCTOPUSSEN

9 feb 2022
door Charlotte Van den Broeck

‘Every word is always half some­one else’s’, beweert de Russische semioloog Mikhail­ Bakhtin. De voorwaarde voor een woord ligt in wat hij de dialogische­ verbeelding noemt. Als ik ‘mandarijntje’ zeg, doe ik een beroep op de opeenvolging van klanken die het bedoelde fruit benoemen. Daarbij ben ik afhankelijk van de context van mandarijntjes overal ter wereld én van de ervaring van mandarijntjes van de ander. Een woord, ook als ik het alleen tegen mezelf zeg, veronderstelt altijd dialoog. Dit ingebeelde gesprek is eigen aan schrijven, aan spreken en, leer ik nu, ook aan dansen. Elke beweging is minstens­ voor de helft van de ander.

In de voorstelling die we maken worden­ Arnon en ik bijgestaan door twee professionele dansers. Onze choreo­graaf Nicole heeft overwogen om ons alleen op toneel te zetten: ‘Jullie wilden dansen? Overleef het maar.’

Uiteindelijk vond ze dat oninteressant. Of ze was genadig. Zo kregen we Rob en Liah als schaduwen, aura­lichamen, dromen, gesprekspartners.

Het is hoe dan ook aantrekkelijker om samen te overleven, om mede­plichtig te zijn aan elkaars beslissingen. In de microkosmos van de voorstelling betekent dat concreet dat we elkaar optillen­ en elkaar lichaamsoppervlakte aanbieden. We verruilen ons gewicht. We vullen de ruimte die de ander niet inneemt op met onszelf. We proberen niet te botsen in de spiraalvormige bochten die we om elkaar heen maken. We trachten samen maat te houden – een kwelling.

Het woordeloze samenzweren in beweging vraagt veel vertrouwen en heeft me al meermaals ontroerd. Daarnaast is het vermoeiender dan gedacht om fysieke­ impulsen te verwerken. De hele dag sturen drie paar armen en benen, handen, heupen en knieën informatie naar mijn lichaam. Aanrakingen die om een vertaling vragen. Mijn ankerpunt in de voorstelling is het moment waarop ik gedurende dertig seconden op het hoogpolige, blauwe tapijt mag liggen – de compromitterende houding die ik daarvoor moet aannemen, neem ik er graag bij. Vaak komt daar, met mijn gezicht in de mat en kont in de lucht, de vurige wens in me op om te veranderen in een octopus.

De octopus heeft in elke tentakel kleine clusters van zenuwcellen, een soort minibreinen, die zijn armen on­afhan­kelijk van het centrale brein besturen­. Acht paar extra hersenen die autonoom beweging genereren! Soms verdenk ik de dansers ervan eenzelfde senso­rische wijsheid te bezitten. Voor de fantasie eindigt, klikke-klikke-klik, komt de cue in de muziek om op te veren.

(wordt vervolgd)

#4
Paranoia is iets positiefs

10 feb 2022
door Arnon Grunberg

Zelden heb ik een wonderlijker kerel ontmoet dan dramaturg Igor uit Servië.

Igor is een lange man, hij lijkt uit een andere tijd te komen, een tijd die vermoedelijk in de toekomst ligt, de tijd dat mensen kleine reuzen zullen zijn geworden en zij meewarig op ons dwergen terugkijken, zoals wij terugkijken op onze voorouders die het vuur nog niet beheersten.

De dramaturg gaat over de inhoud, maar inhoud en dans blijft heikel. ­Choreograaf Hans van Manen, inmiddels alweer bijna 90, zei: ‘Ik haat dans die het woord wil imiteren, die literair wordt. De gedachte dat iets mooi zou zijn omdat het programmaboek vermeldt hoeveel slachtoffers er in Hiroshima vielen, vind ik verwerpelijk.’

Een heerlijke uitspraak. Eén Hiroshima mon amour was inderdaad voldoende. Het is een zwaktebod als een kunstenaar het leed van de wereld inzet om het eigen product de schijn van diepgang te geven.

Oftewel, wij dansen niet om het woord te worden, dat zijn we al, in elk geval dat denken we op onbewaakte momenten, wij dansen voor de dans, maar hoewel choreografe Nicole eveneens weinig moet hebben van anek­dotiek, wil ze niet dat de voorstelling ontaardt in al te abstracte heiligheid.

Ter voorbereiding gingen we naar de tentoonstelling Micropia in Artis waar interessante vragen worden beantwoord zoals: is er leven op je neus?

Een zegen dat we ons niet voortdurend bewust zijn van die beestjes. Het dierenrijk is überhaupt grotendeels een blinde vlek voor me. Dat begon op de middelbare school toen ik in handen viel van een biologieleraar die intense weemoed bestreed met wijn en soms schijnbaar zonder reden tegen leerlingen begon te schreeuwen. Later besefte ik dat hij vermoedelijk tegen het universum schreeuwde. Eén keer voelde ik me werkelijk één met de natuur, toen ik een documentaire over de sneeuwluipaard zag en dacht: ik ben een sneeuwluipaard die per ongeluk in het lichaam van een mens is terechtgekomen.

De dansvoorstelling begint ermee dat wij, dansers en niet-dansers, ook ­genaamd schrijvers, eencellige wezens spelen c.q. dansen, tijdens repetities veelal onder het toeziend oog van Igor, die altijd een wollen muts draagt, omdat hij heeft ontdekt hoe prettig het is om een warm hoofd te hebben.

Op een middag zei hij, zonder aanleiding, we hadden het weer eens over eencellige wezens: ‘Paranoia is iets ­positiefs. Zij betekent dat je ziet dat ­alles met elkaar in verband staat.’

Toen wist ik: Igor is mijn vriend.

(Wordt vervolgd)

#5
Schadenfreude

11 feb 2022
door Charlotte Van den Broeck

Elke vrijdag toont onze choreograaf Nicole ons aan haar team. Na de doorloop ­bespreekt ze onze vorderingen met de technici, de dramaturg, de ­productieleider, de costumière en haar assistent. Tijdens die nagesprekken eten Arnon, de dansers en ik meestal verdwaasd wat chocolade terwijl we op adem komen. We luisteren zoals kinderen naar hun ouders luisteren die over hen praten alsof ze er niet bij zitten. ­Deze week, de week voor de première, lijkt Nicole tevreden met ons. Ze zegt: ‘Het is iets.’

Het wekelijkse testpubliek volgt het creatieproces liefdevol op. Hun aan­wezigheid helpt ons om te wennen aan het bekeken worden, maar in de gewenning ligt een valstrik. Het zijn tedere ogen, vergevingsgezind als we naar de verkeerde hoek van de scène rennen, oplossingsgericht als er mislukking dreigt. Ze weten altijd wel iets bemoedigends te zeggen. Zo is Gary, de synesthetisch aangelegde dj die de muziek voor de voorstelling componeerde, er bijvoorbeeld van overtuigd dat de mensen onze ongeschoolde lijven hoe dan ook ‘herkenbaar’ zullen vinden.

Het is prettig om met mildheid bekeken te worden, maar we kunnen er niet van uitgaan dat het echte publiek ons straks met diezelfde blik opneemt. ­Dramaturg Igor legt ons ter waarschuwing een psychoanalytisch perspectief op theater voor. Hij omschrijft het ­publiek als een duivelsoog, een arche­typische vader die we moeten overwinnen.

In aanloop naar de voorstelling merk ik dat er meer dan eens verkneukeling optreedt bij het vooruitzicht om Arnon en mij te zien dansen. De verkneukeling ontstaat in de voorstellingen die opkomen uit het zich niet kunnen voorstellen hoe dat er in godsnaam uitziet. Het is goed mogelijk dat sommige ­toeschouwers naar het theater gedreven zullen worden door een vorm van ­‘schadenfreude’.

Zolang het om een fictieve situatie gaat, kan het als humoristisch ervaren van het lijden van een ander plaatsvervangende opluchting opleveren en gaat er geen moreel oordeel mee gepaard. De vraag is hoe fictief dit hele project is. We spelen immers geen dansers en het is moeilijk ontsnappen aan je eigen ­lichaam. Daarbij ontdekte ik de afge­lopen weken een heimelijk plezier in het uitvoeren van de bewegingen, een zorgeloze toestand die me nauwelijks overkomt bij het schrijven. Dansen heeft steeds minder met schaamte te maken. Schaamte overvalt me ironisch genoeg op de momenten in de voorstelling waarop ik tekst moet uitspreken. Een docent aan het conservatorium zei me ooit dat er niets zo vervelend is om naar te kijken als misplaatste ambitie op scène.

(wordt vervolgd)

#6
Fabrieksarbeid

12 feb 2022 
door Arnon Grunberg

Na amper een week werd het leven als danser, het leven als lichaam, het van tien tot vijf aanwezig zijn in de studio, net zo vanzelfsprekend als het leven met het virus. Wel moet ik toegeven dat toen er eens iemand van het team – dansen is net als voetballen teamwork – positief testte en we een dag niet konden werken het als een verademing voelde dat er weer een dag geschreven kon worden. Dansen is ook fabrieks­arbeid, het rekken en strekken deed me al meerdere malen aan Modern times van Chaplin denken; het eigen lichaam de lopende band.

Na een week of tweeënhalf begon ik meer te begrijpen van de werkwijze van choreografe Nicole. Duetten, die de eerste dagen uit improvisaties ontstonden, belandden bijna precies zo in de voorstelling – weinig is zo moeilijk als exact nadoen wat je ooit spontaan en vrijwel gedachteloos deed –, geïmproviseerde teksten over het schrijven (‘de schrijver is iemand die de controle over zijn ­leven heeft verloren en die al schrijvend probeert terug te krijgen’) belandden in de voorstelling, alsof alles wat wij de eerste dagen zonder veel remmingen hadden gezegd en gedaan voor Nicole een diepere waarheid bevatte. Overigens, tussen het dansen door spreken over het schrijven voelde zoals tussen het sterven door spreken over seks, een tikkeltje onprettig, ietwat ongepast.

Omdat Nicole hecht aan de menselijke stem (‘Anders wordt de voorstelling te heilig’) deden we een doorloop waarbij we geluiden maakten in plaats van te spreken. Ik leefde me uit in niet-bestaande talen, het was puur geluk, maar na afloop zei Nicole minzaam: ‘Nee, jullie leken echt gek.’

Mij leek dat het publiek er wel twee tientjes voor over zou hebben om daarnaar te luisteren. Nicole denkt echter anders over het publiek dan ik, zij ziet in het publiek een lieve vriend, geen subtiele vijand.

Al de eerste dagen had Nicole verklaard dat we zeer waarschijnlijk allemaal naakt moesten en ik had me met volledige naaktheid verzoend zoals men zich vroeg of laat, desnoods na ­enkele ingrepen, verzoent met het ­eigen lichaam en het naderende verval. Verzet is prachtig, maar veelal symbolisch.

Op een druilerige namiddag zei Nicole: ‘Ik ben niet geïnteresseerd in geslachtsdelen.’

We mogen ons onderbroekje aanhouden. Tegen mij zei ze: ‘Jij hebt een mooie bloemetjesonderbroek aan.’

Het goede ego is als een cactus: één keer in de zes weken een druppeltje ­water, meer heeft het niet nodig.

(Wordt vervolgd)

#7
Weefselvocht

14 feb 2022
door Charlotte Van den Broeck

Om de vloer te betreden moet het ritueel worden uitgevoerd. Wisser in de neus, omroeren, buisje knijpen, dop bevestigen, tik-tik, druppels in de monsteropening. Wachten op de controlelijn. De verplichte zelftest in de ochtend geeft ons dagelijks toestemming om te werken. Sneller dan verwacht werd de antigeentestkit even routineus als ontbij­ten en tandenpoetsen. Verslavend ook, die begoocheling van controle, alsof­ we door het plichtgetrouwe stokje-peuteren het virus niet alleen kunnen opsporen, maar ook afwenden.

Eens in de microkosmos, vraagt het weinig moeite om de buitenwereld te vergeten. Het met houten panelen ­omrande speeloppervlak meet amper zes bij acht meter. Mocht onze dramaturg niet zo’n hekel hebben aan meta­foren, dan zou je kunnen stellen dat het decor een vorm van metonymie is, waarbij de afgebakende ruimte het hele universum beslaat.

De opdracht in de doos is elke dag hetzelfde en nogal totaal van aard: transformeren van eencellige wezens naar een veelpotig, symbiotisch organis­me. Het neemt de hele dag en behoorlijk wat concentratie in beslag. ’s Avonds ben ik meestal te moe om me voor andere dingen te interesseren.

Ook de mensen rondom raken tijdelijk buiten zicht, want de microkosmos wordt bevolkt door slechts vier lichamen. Soms stapt een van de dansers naar buiten, zodat onze understudy de voorstelling kan leren. Die ogenschijnlijk kleine verandering in het systeem brengt een parallelle wereld teweeg – vergelijk het met de voorstelling dat niet de gehoornde schildpad, maar de brachiosaurus vijfenzestig miljoen jaar geleden de meteorietinslag overleefde.

De wezens in de microkosmos spreken­ de menselijke taal, maar ze reageren ook op mysterieuze bevelen als ‘arterial-5’, ‘synovial-8’ en ‘lymphee-2’. In de buitenwereld klinken deze woorden misschien als medische aandoeningen, maar ze behoren tot een oer­oude lichaamstaal, diep geworteld in de cellen. Ze veronderstellen dat beweging vertrekt vanuit verschillende vloeistoffen en in allerlei intensiteiten kan vrijko­men op een schaal van één tot tien. Vrij vertaald is dat de puls van het pompende­ bloed, de lallende vloeistof in de gewrichtsholtes die draaierig maakt, en het resolute weefselvocht.

Choreograaf Nicole werkt in haar praktijk vaker met dat fluid system, geba­seerd op onderzoek van de Amerikaanse bewegingskunstenaar Bonnie Bainbridge Cohen. De theorie zoekt naar kwaliteit en bereik in beweging vanuit het eigen lichaam – ook geschikt voor niet-dansers.

Tot de ochtend kwam waarop de vier wezens, daar, in die doos, met aan­doenlijke concentratie hun lichaamsvloeistoffen probeerden aan te spreken en de buitenwereld toch binnendrong: de testlijn verschijnt en ziekte trof de micro­kosmos.

#8
Een gedroomde split

15 feb 2022
door Arnon Grunberg

In het voorjaar van 2017 speelde ik met Josse De Pauw, Claron ­Mc­Fadden en Kris Defoort in een toneel­stuk gebaseerd op een boek van mij (De mensheid zij geprezen). De repetities vonden plaats in Gent. Meestal arriveerde ik na de lunch, en als er veel deadlines waren, vertrok ik in de namid­dag. Een keer zei Josse: ‘Jij hebt nooit tijd’ (een zin die in het stuk terecht­kwam), verder werd over mijn humane interpretatie van werktijden niet moeilijk gedaan­.

Hoe anders is het bij de dansers. Als ik vijf over tien arriveer, voel ik me al schuldig, en als ik om half zes steevast als eerste vertrek (officieel gaan we door tot zes) omdat ik naar mijn zoontje van negen maanden moet, is dat schuld­gevoel er weer.

Choreografe Nicole zei: ‘Wij dansers nemen discipline net zo serieus als schrijvers.’

Serieuzer. Vergeleken met dansers zijn de meeste schrijvers die ik ken aartslui, en hoewel ik mezelf nooit lui heb gevonden, bekruipt me weleens de gedachte dat ik het dansen (en daarmee misschien het leven) serieuzer had kunnen nemen, dat ik mijn voornemen om tijdens de première de split te kunnen te vroeg heb opgegeven.

Danser Rob zei: ‘Oefen op een matras­.’

Nooit heb ik op het matras geoefend, wat er ook mee te maken heeft dat wanneer ik thuisgekomen op dat matras ging liggen daar doorgaans al iemand lag te slapen of te lezen. Het bleef bij een gedroomde split.

Dit project begon met schaamte, het zal eindigen met schuld.

Een ander verschil met schrijven, is dat al die maanden dat ik aan een boek werk, ik geen ideale lezer in gedachten heb. Ikzelf weeg maandenlang mijn eigen­ werk. De danser die ik ben geworden kan zichzelf niet wegen, ik hoop slechts genade te vinden in de ogen van Nicole, die soms al dan niet ironisch in de studio god wordt genoemd.

Ik doe het allemaal voor haar.

Aanvankelijk zei ze dat we het publiek­ niet mochten aankijken. ‘Het publiek is een bos’, verklaarde ze. Tot ze tegen mij zei: ‘Kijk ze maar af en toe aan.’

Tijdens doorlopen zag ik dat juist op die momenten dat je denkt, ze kijken allemaal naar me, helemaal niemand naar je kijkt. Dat ze dan juist Charlotte aanstaren of Rob.

Op cruciale momenten speel en dans je voor niemand, hooguit voor jezelf.

Eigenlijk net als in het leven zelf.

(Wordt vervolgd)

#9
Poppenspel

16 feb 2022
Charlotte Van den Broeck

In zijn tekst Über das Marionettentheater laat de Duitse dichter Heinrich­ von Kleist (1777-1811) twee heren discussiëren over dans. Een van hen is eerste danser bij de opera en van mening dat wie zich verder wil ontwikkelen in deze discipline veel te leren heeft van de marionet.

Vrij van bewustzijn beschrijft de marionet de rechten en krommingen die de poppenspeler beoogt en zwiert achter die lijnen de ledematen aan als een slinger. De volmaakte sierlijkheid is mogelijk, suggereren de heren, omdat de pop niet denkt, maar automatisch uitvoert wat het ritme van de bewegingen en de dans vereisen. Geen van beiden­ is te beroerd om toe te geven dat mechaniek ook gevoel nodig heeft, maar het gevoel behoort toe aan de poppenspeler.

Kleist schreef de tekst in volle romantiek. Een dergelijke beknechting van de danser is vandaag totaal achterhaald en geenszins wil ik onze choreograaf Nicole vergelijken met een despotische­ poppenspeler. Toch voel ik, daags voor de première van Microcosm, sympathie voor het idee een marionet te zijn. Het voordeel van de pop, beweert­ de danser in Kleists tekst, is dat ze zich nooit aanstelt.

In deze fase van het proces probeer ik mijn beoordelingsvermogen zo veel mogelijk uit te schakelen – te veel zelfbewustzijn blijkt in de praktijk hinderlijk – en me te voegen naar de aanwijzingen van Nicole.

Aanvankelijk moest ik wennen aan dit ten dienste zijn. Als schrijver ben je de hele tijd verantwoordelijk voor je verbeelding en wat daaruit voortkomt. Gaandeweg vond ik opluchting in het uit handen geven van betekenis. Tot mijn verbazing ging dit gemakkelijker dan gedacht gepaard met het aanvaarden van mijn lot. Het hielp eveneens om verwachtingen rond sierlijkheid achterwege te laten. Zo trek ik gelijkmoedig alles aan wat de costumière voor me meebrengt: de te kleine slip snijdt het bloedt in mijn liezen af, het groene, gebreide wielrenbroekje doet Arnon gniffelen – hij zegt dat ik eruit zie alsof mijn luier ververst moet worden. Na talloze, ongeschikte kostuums, besluit de costumière bemoedigend: ‘Huid staat je goed.’

Ik ontvang het compliment al denkend­ aan de treurige Pierrot in het schilderij Gilles (1718) van Jean-Antoine Watteau. Ten voeten uit zien we op het doek een clown in een vrolijke tenue: kitscherige­, roze strikken op zijn schoenen­, een zijden pak met zwierige plooikraag en dan, hartverscheurend, zijn sullige armen, die somber naar bene­den hangen. De blik van de figuur is zowel naar binnen als buiten gericht, moeilijk te zeggen wiens oordeel hij het meest vreest: dat van de toeschouwer of dat van zichzelf?

(Wordt vervolgd)

#10 
Een beschaafde orgie

17 feb 2022 
door Arnon Grunberg

Eindelijk zijn we in theater ­Bellevue in Amsterdam aan­gekomen, we hebben onze ­intrek genomen in de piepkleine Palonizaal, waar de dansvoorstelling een maand lang gespeeld zal worden als lunchvoorstelling.

Een aangename relativering, we zijn slechts lunchvoorstelling, een luxueus soort pauzenummer, al zullen we later elders in het land ook als avondvoorstelling te zien zijn. Vanuit het perspectief van de goden is het leven van de stervelingen zelf niets anders dan een lunchvoorstelling.

Nooit heb ik tijdens de repetities enige erotische spanning gevoeld. Misschien moet ik een uitzondering maken voor de blik van understudy Dominik, soms zag ik die ogen en dan dacht ik: wordt het niet eens tijd voor een serieuze ontdekkingstocht in de wereld van de homo-erotiek?

In Bellevue blijkt de sfeer te zijn veranderd. Op maandag lacht Charlotte ­vaker en hartelijker dan ik haar al die weken in de dansstudio heb zien ­lachen.

Choreografe Nicole wil meer ‘naakt’ zien, ze suggereert dat de vrouwen hun borsten aan het publiek moeten tonen, maar dat wekt lichte weerstand op en een korte discussie over het verschil tussen de vrouwen- en mannenborst.

De laatste scène, waarbij we over ­elkaar dienen te kruipen, in elkaar gaan hangen, wordt deze dag uitgevoerd in onderbroek en beha (het koele genot waarmee Nicole zegt: ‘Trek je kleren uit’, maakt eens te meer duidelijk dat het genieten van bepaalde macht geen specifiek mannelijke eigenschap is).

Na afloop van de scène zegt Charlotte: ‘Dit was een orgie.’

Een beschaafde orgie, zonder erecties en welke vorm van penetratie dan ook, misschien daarom niet onprettig, al kan het zijn dat ik een minderheidsstandpunt verkondig.

Na de orgie een interview met een dansrecensente die tussen neus en lippen laat blijken dat ze dansende niet-dansers vooral een ijdele aangelegenheid vindt. Begrijpelijk, maar als je moet wachten tot de poortwachters je toelaten, zal de dood eerder komen dan de dans.

Toen ik begon met publiceren begin jaren negentig waren er genoeg poortwachters die meenden dat mij de toegang tot de literatuur moest worden ontzegd en gelukkig zijn er her en der nog steeds mensen die die mening zijn toegedaan. Als je onomstreden bent ­geworden ben je een lijk.

En het leven zelf, dat altijd een vorm van overleven is, zij het gelukkig voor de meeste mensen in dit deel van de wereld een zeer milde vorm, is sowieso ijdelheid, want waarom moet jij zo ­nodig, zo dringend overleven?

(Wordt vervolgd)

#11
Try-out

18 feb 2022
Charlotte Van den Broeck

Toen ik het manuscript van mijn eerste dichtbundel terugkreeg van de persklaarmaker kon ik hetzelfde woord tien keer weghalen en weer terugzetten, de versregels opknippen, weer lijmen, weer opknippen. Het detail werd – ­vervelender dan anders – levensnood­zakelijk. Tegelijk merkte ik dat ik nauwelijks nog invloed had op de gedichten die ik had geschreven. Je kan iets niet afwerken. Hooguit beslis je op een gegeven moment dat het klaar is en dat doe je om jezelf te ontzien. Ik had verwacht dat ik na het definitieve verzenden een gevoel van verzadiging zou vinden, maar diezelfde nacht lag ik wakker en ik kon alleen maar denken: ‘En nu begint het opnieuw.’

Het is nooit af. Soms is dat een ­geruststellende gedachte, soms is ze verpletterend.

Gisteren, na de generale repetitie voor Microcosm, zette onze choreograaf Nicole op eenzelfde manier komma’s en punten. Frases verschuiven centimeters naar het midden. Diagonalen worden bijgestuurd. De laatste sprong moet lichter. De tel moet kloppen voor het publiek komt.

‘It has to be perfect,’ zegt Nicole over onze synchroon gedanste duetten: ­‘anders werkt het niet.’

Vandaag spelen we de eerste try-out. Danseres Liah dartelt opgewonden als altijd het theater binnen, maar ze ­bekent dat ze niet veel heeft kunnen slapen. Om haar gedachten te verzetten had ze tot diep in de nacht de Disneyfilm Zootopia gekeken. Die gaat over een konijn uit een provinciaal stadje dat er van droomt om politieagente te worden in het dieren-equivalent van New York City. Haar ouders – die tweehonderdzevenenzestig nazaten hebben geproduceerd, dat terzijde – zijn van mening dat je alleen gelukkig kan zijn als je geen dromen hebt.

‘If you don’t want to fail, never try,’ ­adviseren ze hun dochter. Woorden die de protagonist uiteraard probeert te overwinnen.

Het advies van de konijnenouders is een knipoog naar de meest geciteerde zinnen uit het werk van Samuel Beckett: ‘Ever tried. Ever Failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.’

Een vooruitgangsoptimist leest al snel verkeerdelijk ambitie in deze zinnen. De verteller in Worstward, Ho!, de korte prozatekst waaruit ik citeer, is niet meteen hoopvol over het menselijke bestaan. Beckett had zelf ook heel wat af-gefaald voor hij er zijn methode van maakte. Hooguit kunnen we ‘fail better’ lezen als soelaas voor de absurditeit van het leven op aarde in een mensenlichaam. Volgende keer beter.

Er gaan veelzeggende seconden voorbij alvorens we vandaag de scène betreden en ons eindelijk in het licht tegenover het publiek plaatsen. Het ambitieuze Disneykonijn moedigt me aan. Beckett grinnikt.

#12
Eindigen als naaktdanser

19 feb 2022
Arnon Grunberg

‘Wie heeft eigenlijk tijd om naar een lunchvoorstelling te gaan?’ had danseres Liah mij gevraagd. Vermoedelijk is het fenomeen lunchvoorstelling in Israël, waar zij is opgegroeid, niet bekend. Ook in New York blijft de matinee beperkt tot weekenden en feestdagen.

Ik antwoordde: ‘In dit theater heeft de lunchvoorstelling een lange traditie.’

De tweede try-out. Charlotte eet voor de voorstelling snel een boterham met kaas. Ikzelf begin de voorstelling graag op een nuchtere maag. Dansen is geopereerd worden. Niet altijd prettig, maar als alles goed gaat, kom je er beter uit.

Choreografe Nicole zegt: ‘De zaal gaat open, we laten de leeuwen binnen.’

De eerste choreografie ontstaat spontaan, met dank aan het publiek, dat zich langs ons dansers en performers een weg naar binnen moet banen.

Liah fluistert: ‘Allemaal bejaarden vandaag en op twee na allemaal vrouwen.’

Tandeloze leeuwen blijven leeuwen.

De tandeloze leeuwen blijken bij het applaus mild te zijn. Toch hoop ik ergens een tomaat naar het hoofd geslingerd te krijgen, al is dat misschien meer iets uit de jaren zestig, maar niet-dansers die dansen schijnen ook iets uit de jaren zestig te zijn, wat natuurlijk niet betekent dat we alles uit die tijd moeten terughalen. Antipsychiatrie? En wie wil weten wat ‘de verbeelding aan de macht’ werkelijk betekent, moet naar samenzweringstheorieën kijken.

Na afloop wil Nicole puntjes op de i zetten. Aan de ene kant moet het niet lijken alsof we opdrachten uitvoeren, aan de andere kant moeten de opdrachten nauwgezetter worden uitgevoerd. Het geheim van alle podiumkunst: opdrachten uitvoeren en veinzen dat alles spontaan in je opkomt.

Iets in mij vindt het heerlijk opdrachten nauwgezet uit te voeren.

Nicole zegt vervolgens: ‘Een oudere dame was ongelooflijk enthousiast. Ze zei, drie goede dansers, en dat Arnon Grunberg naakt te zien is, moet ik mijn zoon vertellen, want die is fan van hem.’

Ik wilde danser worden en eindig als naaktdanser, maar wie de maatschappelijke val serieus neemt, en dat doe ik, weet dat prostitutie altijd dichtbij is.

Daarna verklapt Nicole dat ze direct na de première per trein naar de Alpen zal reizen voor wat wintersport. ‘Mama laat jullie alleen’, zegt ze. Om eraan toe te voegen: ‘Ik kom met mijn koffers naar de première.’

Een prachtig beeld. De koffers, de dans ver weg, de sneeuw dichtbij. Of is de sneeuw ver weg en de dans dichtbij?

In de tussentijd zullen wij onderdanen verder dansen. Zoals het hoort.

Voorstellingen

microcosm

Arnon Grunberg en Charlotte Van den Broeck gingen de confrontatie aan met hun grootste schaamte en dansten samen met dansers Rob Polmann en Liah Frank in microcosm.

Lees meer